Prof. dr. G.M. (Gerard) Ribbers is afdelingshoofd revalidatiegeneeskunde bij het Erasmus MC en hoogleraar revalidatiegeneeskunde. Wij spraken hem over het onderzoek van zijn afdeling gericht op motorische problemen en zijn visie over de het belang van samenwerken in de zorg. En die visie reikt ver. “We hebben te maken met een verouderende populatie die langer leeft met beperkingen in een diverse samenleving waarin niet iedereen toegang heeft tot dezelfde of de juiste zorg. Als we deze uitdaging van de toekomst willen aangaan is het niet alleen een gezamenlijke agenda voor ziekenhuizen, revalidatiecentra en verpleeghuizen. Het is een agenda voor de maatschappij.”
Door multidisciplinair werken blijf ik leren
Mijn carrière als clinicus heeft vanaf het allereerste begin in het teken gestaan van de patiënt met niet-aangeboren hersenletsel. Het betreft mensen die een eigen fysieke, maatschappelijke en emotionele ontwikkeling hebben doorgemaakt. Hun leven wordt overhoop gegooid door bijvoorbeeld een beroerte of een ongeval met hersenletsel. De patiënt, familie, vrienden en collega’s worden geconfronteerd met problemen waar ze totaal niet op voorbereid zijn. Denk aan motorische problemen zoals een verlamming, talige problemen zoals de emotionele lading van een boodschap niet meer herkennen, gedragsverandering of zelfs geheugenverlies. Complexe problemen die een leven lang kunnen doorwerken in het gezin, sociale activiteiten en werk.
Ik heb bijna vijfentwintig jaar een afdeling geleid waar deze patiënten werden opgenomen met gedragsregulatiestoornissen, talige problemen en vaak grote fysieke problemen. Met een team van gespecialiseerde psychologen, verpleegkundigen, ergo- en fysiotherapeuten, logopedisten en maatschappelijk werkenden werkten we aan de voorwaarden om de patiënt naar huis te kunnen ontslaan en de behandeling poliklinisch voort te zetten. In relatief korte tijd worden de grootste fysieke problemen behandeld en de patiënt en familie voorbereid op ontslag, een periode waarin het huis weer een thuis moet worden en het sociale leven opnieuw opgebouwd. Mijn drive voor het werken op een klinische afdeling was de co-creatie in het interdisciplinaire team, de patiënt en familie waarin medisch technische problemen vaak meer op de voorgrond staan dan in een poliklinische setting.
Wens om met Laurens onderzoek te doen naar geriatrische revalidatie
Ruim twee jaar geleden werd ik afdelingshoofd in het Erasmus MC waar ik ons onderzoek, gericht op motorische problemen bij verschillende diagnoses, uitbouw. Hierin werken we samen met partners zoals de Technische Universiteit Delft op het gebied van Innovatieve Revalidatietechnologie, Capri op het gebied van hartrevalidatie, Xpertclinics op het gebied van handrevalidatie en met Rijndam waar het onderzoek zich richt op neurorevalidatie, dwarslaesie revalidatie en kinderrevalidatie. Het is een diep gekoesterde wens van mij om ook met Laurens samen te werken op het vlak van onderzoek in geriatrische revalidatie. De mogelijkheid daartoe zijn we nu aan het bestuderen.
Leeftijd mag geen indicatie zijn voor de intensiteit van zorg
Klinische revalidatie vindt in Nederland plaats in revalidatiecentra zoals Rijndam: de zogenaamde medisch specialistische revalidatie (MSR) en in verpleeghuizen, de geriatrische revalidatie (GRZ). De term geriatrische revalidatie suggereert dat het oude patiënten betreft. Dat is deels waar. Jonge patiënten die in het ziekenhuis niet voldoende belastbaar lijken voor een revalidatiecentrum worden vaak ook verwezen naar de geriatrische revalidatie. Oude patiënten op hun beurt kunnen prima op hun plek zijn in een revalidatiecentrum. Mijn oudste patiënt was bijvoorbeeld een man van negentig die tot aan zijn beroerte nog halve marathons liep en een actief sociaal leven had. Hij deed het prima bij ons.
Belastbaarheid is belangrijker dan leeftijd bij de indicatiestelling. Naast belastbaarheid, wordt ook gekeken naar bijvoorbeeld complexiteit van de problematiek en haalbare doelen voor de revalidatie. In het proces van indicatiestelling zit een pijnpunt. In het ziekenhuis heb je niet veel tijd om een patiënt te beoordelen. De druk op de bedden is hoog en de patiënt moet snel doorgeplaatst worden. Veelal na een of twee beoordelingen moet je beslissen of het GRZ wordt of MSR. Die beoordeling is veelal gestoeld op de klinische blik. Betrouwbare voorspellingen of of op welke termijn een patiënt belastbaar wordt, bestaan simpelweg niet. Datzelfde geldt voor het vage begrip leerbaarheid. “Is de patiënt voldoende leerbaar?” is een veelgestelde vraag, terwijl niemand kan definiëren waar we het precies over hebben. Laat staan dat we het kunnen voorspellen. Wat ik wil zeggen is dat de knip tussen GRZ en MSR voor sommige doelgroepen artificieel is, leidt tot suboptimale behandeling en geïntegreerde ketenzorg in de weg staat. GRZ en MRS moeten dichter naar elkaar groeien. De oriëntatie op gezamenlijke bouw van Laurens en Rijndam op de campus van het Erasmus MC biedt kansen om samen op te trekken in geïntegreerde ketenzorg.
Samenwerken op de campus: van logistiek naar inhoud
De geplande nieuwbouw biedt de mogelijkheid om elkaar te versterken in de zorg waardoor het hele spectrum van hoog complexe en hoog intensieve zorg tot laag complexe en laag intensieve zorg geboden kan worden. Zorg op maat die kan worden opgeschaald en afgeschaald waar nodig en die dicht tegen de acute zorg aan zit. De revalidatievraag moet op dag één van de opname gesteld worden. De doorstroom van de patiënt mag niet gehinderd worden door onduidelijkheid over de indicatiestelling. Ik denk aan een doorplaatsafdeling. Die zou onder leiding kunnen staan van een ziekenhuisarts met intensieve betrokkenheid van een revalidatiearts, specialist ouderengeneeskunde en de primaire verwijzer. Als het ware een voorportaal voor de revalidatie.
Optrekken in onderzoek in nieuw centrum voor revalidatiezorg
Gezamenlijke bouw biedt ook kansen voor onderzoek en innovatie. Het convergentieproject waarin de TU Delft, de Erasmus Universiteit en het Erasmus MC de krachten bundelen is gericht op de uitdagingen voor de toekomst in zorg. Ons onderzoek richt zich op de patiënt met motorische beperkingen. Motorische beperkingen komen frequent voor en hebben grote gevolgen voor het individu en de maatschappij. Door verbeterende acute zorg en de dubbele vergrijzing groeit dit probleem sneller dan de capaciteit in de zorg kan bijbenen.
De gezamenlijke bouw biedt de mogelijkheid om een human ability lab in te richten. Een omgeving waarin clinici, technici, studenten en patiënten werken aan oplossingen om de zorg effectiever en efficiënter te maken. De geriatrische revalidatie mag hierin niet ontbreken. Maar ook voor de TU Delft en afdelingen zoals neurowetenschappen, orthopedie en neurologie is dit interessant.
Dat is mijn stip op de horizon en ja ik ben me ervan bewust dat veel partijen hierin moeten willen samenwerken en dat de financiële drempels hoog zijn. Nu is moment om gezamenlijk naar die stip te kijken: een breed gedragen human ability lab.